In december 1895 besloten liefhebbers van Duitse staande honden te ’s-Gravenhage tot oprichting per 1 januari 1896 van de Nederlandsche Duitsche Staande Honden Club. 

Het doel van de vereniging werd als volgt omschreven: “het veredelen der Duitsche Staande Honden”.

In januari 1896 werden duizend circulaires verzonden om melding te maken van deze oprichting en  om leden te werven. De werving verliep zo voorspoedig dat op 4 maart 1896 een eerste algemene ledenvergadering kon worden gehouden. Daarop waren 12 leden aanwezig. Blijkens de notulen van die vergadering waren er op dat tijdstip reeds 30 gewone leden en 7 donateurs. 

In die vergadering worden de uit de oprichters voorlopig aangewezen bestuursleden als bestuursleden benoemd, zodat het bestuur dan bestaat uit: de heer S.J. van den Bergh, voorzitter, de heer C.R. van der Esch als onder-voorzitter, de heer J.A. Duijnstee als secretaris-penningmeester en de heren C.N. Tieleman en F.A.A. Duijnstee als bestuursleden. 

Bij Koninklijk Besluit van 20 juli 1896 nummer 28  werden de statuten goedgekeurd. Dit werd gepubliceerd in de Staatscourant van 29 augustus 19-896 nummer 203.  

In het oprichtingsjaar 1896 werden om financiële redenen nog geen fieldtrials gehouden, maar er werd wel geldelijke steun verleend aan de tentoonstellingen van de Nederlandse Jachtvereniging “Nimrod” en van de Nederlandse Kennelclub “Cynophilia” door een bedrag van fl 180 ter beschikking te stellen voor speciale prijzen voor kortharige-, langharige- en stekelharige Duitse Staande Honden.

Verder werd er in 1896 een register aangelegd voor het inschrijven van de honden van de leden, hetgeen als resultaat opleverde de inschrijving van 20 kortharige-, 11 langharige- en 1 stekelharige Duitse Staande Honden, alsmede 2 driekleurige Würtembergers.

Aan het einde van dat jaar is het aantal leden aangegroeid tot 53.

De eerste veldwedstrijd

In 1897 werd op 21 en 22 september te Susteren in de jachtvelden ter beschikking gesteld door de Nederlandse Jachtvereniging “Nimrod” en de heer Barbou de Roosteren, de eerste veldwedstrijd gehouden. Keurmeesters waren de Nederlanders Jules Geradts en C.F. Leliman, alsmede de Duitser Schlotfeldt.

Er waren 2 klassen: een voor Duitse Staande Honden, Würtembergers en Weimaraners, die niet eerder prijzen hadden behaald (deelname door 8 honden) en een voor dezelfde rassen, echter zonder beperkingen (deelname door 6 honden).

Behalve 1e, 2e en 3e prijzen (zonder kwalificaties) werden Zeer Eervolle- en Eervolle Vermeldingen verleend.

Het kwam in die tijd voor, dat de 1e prijs niet, maar de 2e prijs wel werd toegekend.

Ontwikkelingen begin 1900

In het jaar 1897 bestond het ledental reeds uit 57 leden, terwijl het aantal donateurs 5 bedroeg. In 1914 is het ledental gegroeid tot 83, er worden nu zowel voorjaars- als najaarswedstrijden gehouden, in de velden onder Susteren en Doorn.

De inschrijvingen bedroegen ongeveer 12 honden per klasse, een derby en een jeugdklasse. Er komt een verhitte discussie tot stand over de vraag of er wel of niet op punten gekeurd moet worden.

Men komt in die dagen vooralsnog niet uit deze ingewikkelde materie, die steeds meer vragen oproept omtrent criteria waarop de keurmeester de honden zou moeten beoordelen.

De discussie gaat later ook over het gebruiken van snelle of niet snelle honden in het belang van de jacht en over het feit hoe keurmeesters hier tegenover dienen te staan.

Moederclub van rasverenigingen

In 1920 wordt de positie van de Nederlandse Duitsche Staande Honden Club nog eens vastgesteld, men vond dat zij de moederclub in Nederland moest zijn, door alle continentale jachthondenrassen in bescherming te nemen.

Dit naar aanleiding van het feit, dat de Ned. Ver. Langhaar werd opgericht en dat men er voor voelt om eventueel medewerking te verlenen aan de oprichting van een groep “Holland” van de Club “Kurzhaar” in Duitsland.

In 1921 werd het 25-jarig bestaan gevierd in Hotel Oranjestein te Amerongen, waarbij de voorzitter, de heer Wisboom, een uitvoerig relaas geeft over de gang van zaken gedurende de eerste 25 jaren van het bestaan van de club. Een prachtig diner met voordrachtskunstenaars luisterde dit jubileum op. In het jubileumjaar stonden 150 leden inclusief donateurs te boek. Dit was het absolute record in ledental.

In 1921 zien we voor het eerst, dat er naast le, 2e en 3e prijzen ook kwalificaties worden verleend.

Splitsing

In 1924 constateert Smelt Woodland in zijn jaarverslag, dat het hem spijt, dat de afdeling Nederland van de Griffonclub en de Ned. Ver. Langhaar eigen wedstrijden houden en hij acht deze versnippering niet in het belang van de jachthondensport,  “de leden van de afdeling Nederland der Griffonclub blijken liever op eigen wedstrijden met hun snorrenbaarden uit te komen, ook enigszins is het aldus met de leden van de Vereniging Langhaar gesteld. Een versnippering, die niet de fieldtrial sport en zeker niet het gehalte der gebruikshond op den duur ten goede zal komen.

De Nederlandse Duitsche Staande Honden Club stelt weliswaar op zijn trials hoge eisen, maar met lagere eisen te stellen zou de Club echter niet in het belang onzer gebruikshond handelen. Een ieder, die het wel meent met ons doel werkt versnippering niet in de hand, doch beijvert zich tot centralisering, opdat de hoge graad van onze gebruikshond gehandhaafd blijft”.

In 1927 doet voor de eerste maal een Epagneul Breton mee aan de wedstrijden.

Het is Ay de Callac van de heer Paine Stricker, die tweede wordt.

Voortbestaan

Het blijkt dat onze Club zich zorgen gaat maken door de ondervonden concurrentie van zusterverenigingen, waardoor ook het ledental begint terug te lopen. In 1933 vindt te Zutphen een Buitengewoon Algemene Ledenvergadering plaats en wel op 18 oktober, onder leiding van Jonkheer Stratenus als waarnemend voorzitter.

Het agendapunt is om wel of niet tot liquidatie van de Club te besluiten. Totaal zijn 5 stemgerechtigde leden aanwezig, die met 3 tegen 2 stemmen besluiten om de Club te laten voortbestaan, mits door een referendum onder de leden dit besluit wordt goedgekeurd.

In 1937 wordt op 23 maart in Hotel de Keizerskroon te Deventer een Buitengewone Algemene Ledenvergadering gehouden. Er wordt voorgesteld om de naam “Nederlandse Duitsche Staande Honden Club” te wijzigen in “Continentale en Engelse Staande Honden Vereeniging”.

Daar de heer Wilson zich ernstig verzet tegen “Engelse” honden, omdat deze de Continentale rassen geheel zouden overheersen, besluit de vergadering dat de nieuwe naam van de club wordt: “Continentale Staande Honden Vereeniging”.

Vijftiger jaren

Ditzelfde jaar nog wordt een wedstrijd gehouden in het jachtveld van Baron van Pallandt te Laag Keppel, waar Mazel wint met zijn Epagneul Breton Espoir en waar Van der Sandt tweede wordt met zijn Epagneul Breton Ito.

Op 29 en 30 augustus 1956 vierde de “Continentale” te Deventer haar 60-jarig bestaan met wedstrijden onder Wilp en Voorst. Een zeer geslaagde receptie en een aansluitend diner vonden plaats in Hotel de Keizerskroon te Deventer.

Don van Wesentor van Ten Cate wordt veldwedstrijdkampioen 1957. We krijgen nu nog meer bekende namen, zoals Textor met een Draadhaar, Van Schothorst met Griffons, De Koff en ook Bosch van Rosenthal met zijn Korthaar Amoro en Van der Eerden met Lonie, die allen hoog scoorden.

De voorjaarswedstrijden vinden de laatste jaren plaats te Wesepe. Als keurmeesters zien we in de 50-er jaren vaak optreden: Piet en Willy Quarles van Ufford, Jonkheer Mock, Van der Veen Meerstadt, Thate en dr. Meijer.

In 1958 en 1959 komt een discussie tot stand over de eisen voor de veldwedstrijden in verband met de teruglopende patrijzenstand.

Men vindt, dat de wedstrijdeisen moeten worden aangepast aan de tegenwoordige jachtwijze. De “Continentale” neemt hierover contact op met de Griffonclub en met Korthaar, met welke verenigingen de “Continentale” reeds vele jaren in samenwerking wedstrijden organiseert. Ook de vereniging Draadhaar, die zojuist is opgericht wordt in het overleg betrokken. Het resultaat van het overleg is, dat aan apporteren en aan waterwerk hogere eisen zullen worden gesteld. Maar ondanks het feit, dat deze vier verenigingen het eens zijn steekt Langhaar er een stokje voor, want zij willen niet van hun puntensysteem afwijken.

De “Continentale” gaat echter door met het systeem van vrije beoordeling voor haar keurmeesters.

Engelse rassen bij de Continentale

In de 60-er jaren is er binnen het bestuur een discussie ontstaan over het toelaten van Engelse rassen op onze wedstrijden (gesteund door de heren Schlimmer en Coldewey) of dat men zich moet blijven beperken tot de continentale rassen?  Het laatste standpunt wordt gesteund door mevrouw Van Lennep-de Roo en de heer Rueb.

Na enige jaren wordt toch besloten ook Engelse honden toe te laten.

Ook komt het onderwerp -evenals in 1937- weer aan de orde, dat we ledenverlies lijden, omdat er steeds meer rasverenigingen ontstaan die zelf wedstrijden organiseren en dat we de vraag moeten stellen of het niet tijd wordt om de vereniging op te heffen.

Er wordt over dit laatste onderwerp zelfs een Buitengewone Algemene Ledenvergadering te Utrecht gehouden op 2 februari 1966. Opnieuw besluit men om de “Continentale” te laten voortbestaan. In 1976 organiseren wij voor het eerst in Usquert een Quète á la Française.

In 1980 houden we onze eerste apporteerwedstrijd op ’t Hackfort onder Vorden. In het begin van de 80-er jaren maakte de “Continentale” voor de 3e maal in haar bestaan een kritieke periode door, toen in 1980 bleek, dat de velden in Usquert onvoldoende bezet waren met patrijzen en wij niet wisten hoe aan een goed veld met hoenders te komen.

Daar de Epagneul Breton Club Nederland in haar wedstrijdsysteem dezelfde opvattingen huldigt als wij, namen we contact op met het Bestuur van die vereniging om over samenwerking te spreken.

Een en ander had als resultaat, dat wij in het voorjaar van hun fraaie velden in het Zuiden gebruik mogen maken, waarvoor wij aan hen grote dank zijn verschuldigd.

De laatste jaren houden we jaarlijks 2 voorjaarsveldwedstrijden volgens de wedstrijdvorm ‘Quète á la Française, terwijl er in het najaar één veldwedstrijd in koppel wordt gehouden en tot besluit van het seizoen een apporteerwedstrijd.

Ondanks een zeer gering ledental van gemiddeld 70 leden, weet de “Continentale” als enige haar contributie van fl 10 (vastgesteld in 1953) te handhaven. Dat betekent gedurende 47 jaar geen contributieverhoging!

In 1996 vierde de “Continentale” haar honderd jarig bestaan. In het voorjaar werd ter gelegenheid hiervan de Coupe d’ Europe in Zeeland georganiseerd en stelde de vereniging een beker voor deze jaarlijkse internationale wedstrijd ter beschikking.

Vijfkamp

In het najaar werd een unieke twee daagse wedstrijd georganiseerd waar de veelzijdigheid van de continentale staande hond naar voren moest komen. Op deze twee dagen moesten de honden aan vier verschillende wedstrijd vormen deelnemen en vond tevens een exterieur beoordeling plaats.

De vijfkamp bestond naast het exterieur, uit een veldwedstrijd, een apporteerwedstrijd, een zweetproef en een jachthondenproef.

De hond die de meeste punten behaalde werd de winnaar van de speciaal voor de gelegenheid ter beschikking gestelde trofee “Jan Coldewey”.

Het bleek dat de veelzijdigheid, kenmerkend voor de continentale jachthonden wel degelijk aanwezig was, indrukwekkende winnaar werd de Duitse Staande Draadhaar Guido van de Bruggenhoek van J.W. ten Brinke.